Toen ik op de basisschool zat vertelde een klasgenootje over haar vakantie naar Cyprus. Ze beschreef precies hoe dat nou was: op Schiphol en in het vliegtuig. Ik heb het onthouden omdat vliegen zo bijzonder was.
Onze vakanties speelden zich dichtbij huis af: Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk. Mijn mooiste vakantieherinnering? Naar Texel, helemaal op de fiets, van camping naar camping. Met tenten en dikke schuimrubberen matten achterop en een mandje met eten en plastic servies voorop. We kampeerden bij de boer. Er waren geiten. ‘s avonds zaten we bij het kampvuur. Voor mij was dit het paradijs.
Vliegvakanties zijn inmiddels heel normaal, ook met jonge kinderen. Even in de meivakantie naar Turkije. In de zomer bijkomen op Sardinië. Of zelfs met het hele spul naar Curaçao. In mijn, waarschijnlijk hoogopgeleide bubbel, is dit heel normaal.
Wanneer zijn we zoveel meer van het leven gaan verwachten?
Strakke plinten
Nu oma toch aan het vertellen is: vroeger was ook het wonen heel anders.
Ik ben opgegroeid in een mooi gezellig huis, maar het was er praktisch ingericht en her en der gedateerd. Ik had een eigen kamer. Het was er knus maar niet ‘mooi’. Er zaten vetvlekken op de oude witte muur. Later plakten we daar een strook David de Kabouter behang overheen.
Mijn vrienden hebben inmiddels hun eerste, tweede of derde koophuis. Er komen interieurstylisten aan te pas en soms zelfs hoveniers. Ze hebben strakke plinten, stalen kozijnen, hippe gietvloeren en zachtgroene visgraattegels in hun badkamers met regendouche. De kinderkamers staan vanaf de babytijd strak in de verf met matchende meubels, en worden eens in de zoveel tijd gerenoveerd als het kind nieuwe interesses krijgt.
Ze hebben strake plinten, stalen kozijnen, hippe gietvloeren en zachtgroene visgraattegels in hun badkamers met regendouche
Ik ben jaloers. Ik woon op een vrij brakke huuretage. Het is er gezellig en licht, maar ik ben niet handig en heb geen gevoel voor styling. Er ligt oud vinyl op de vloer. De meubels zijn een allegaartje van Ikea en oud spul uit m’n studententijd. Soms schaam ik me daarvoor. Ik maak me zorgen of mijn zoon later iets te kort komt. Tegelijkertijd vind ik dat we het goed hebben.
Wat is er gebeurd dat we gewend zijn geraakt aan die luxe en perfectie? En moet ik dat niet ook?
Schijt aan trends
Mijn moeder had schijt aan modetrends of de mening van anderen. Dure merken en je belangrijker voordoen dan je bent - ze was er wars van. Ik vond het soms irritant als ik geen merkkleding mocht of als de nieuwste speelgoedrage aan ons voorbij trok. Maar nu ik zelf een kind heb, ontdek ik hoe waardevol haar grondhouding eigenlijk was.
Mijn zoon is bijna 2 en zijn wereld is nog klein, maar ook oneindig fascinerend. Elk detail wil hij in zich opnemen. Een zandbak, geitenweide of bouwplaats is voor hem een mèr a boire om te ontdekken. Een kind laat je de wereld door nieuwe ogen bekijken. Wat is bijzonder, wat is interessant en wat is van waarde? Zolang hij gelukkig is met zand en oude apparaten, koop ik geen duur nieuw speelgoed.
Toen mijn zoon geboren werd, heb ik ruimte gemaakt voor een kamertje. Maar hij wilde nooit alleen slapen. Dus dat kamertje is nooit in gebruik genomen, en nog altijd delen wij een slaapkamer. ‘s Ochtends springt hij op het grote bed en kruipt hij gierend van het lachen bij mama onder de dekens.
Ik ben blij dat ik geen dure babykamer heb ingericht met Flexa Mystic Peach op de muur en een designcommode.
Het cliché is waar.
Ja: geluk ‘m écht in kleine dingen. Vooral als je je dat kunt veroorloven.
Teveel zooi in huis kan chaos in je hoofd veroorzaken. Bezit kan een last zijn. Ik heb nooit begrepen waarom mensen graag een vakantiehuis zouden willen bezitten. Je moet er altijd heen, je moet het onderhouden, en als je er bent moet je gelijk aan de slag om de tuin te snoeien en dakgoten te legen.
Sinds mijn zoon geboren is ben ik minder gaan werken. Ik zou ervoor kunnen kiezen om mijn zoon vaker naar de opvang te brengen en vaker en langer te werken. Maar ik wil in de ochtend de tijd hebben om samen te duploën en te dansen op het tandenpoetslied. Ik wil onderweg naar de crèche kunnen stoppen bij een bouwplaats om samen naar de graafmachine te kijken.
Het leven trekt aan je voorbij, voor je het weet zijn ze groot, ben je oud, ga je dood.
Gemiste gezinstijd
De FNV pleitte onlangs voor een vierdaagse werkweek. Volgens sommign is dat slecht voor de economie. Maar uit onderzoek onder de eigen achterban blijkt dat ruim tweederde van de ondervraagde 56+ mannen spijt heeft van de 'gemiste gezinstijd.'
Ik wil niet verkondigen dat het zo prachtig is om weinig geld te hebben. Financiële vrijheid is óók vrijheid. Een buffer, een stevig dak boven je hoofd en geen geldstress hebben zijn net zo goed waardevol.
En ja, ik kan jaloers kijken naar mijn vrienden en hun grotemensenhuizen met hun grotemensentuinen. Toch voel ik vrijheid. We hebben een speeltuin om de hoek. We voeren de schapen op de kinderboerderij. Mijn zoon knuffelt onze hond. Op ons kleine balkonnetje kliedert hij met water. Er is tijd.
Afgelopen zaterdag was het de langste dag én de warmste dag van het jaar. Wij meden het drukke strand en zochten de schaduw op bij park Ockenburgh. We liepen het kabouterpad - mijn zoon wees ze met grote ogen allemaal aan. We aten samen op het terras onder de bomen. Daarna speelden en renden we in het gras, de wangen nog plakkerig van het toetje. Later op de avond viel mijn zoon al pratend van alle indrukken tevreden in slaap.
Volgens mij mogen we het vaker hebben over de waarde van een klein leven. Niet als trend, niet als ‘challenge’, niet als minimalisme hype, niet als zelfverwezenlijking. Zelfs niet als manier om te verduurzamen. Maar gewoon, omdat het leven eindigt.
Niemand die dan nog denkt: 'gelukkig had ik een mooie gietvloer'.
Heel mooi. Koester die tijd. Wij gingen op fietsvakantie met onze kinderen, terwijl vrienden met de Volvo naar Italië gingen. Deels omdat we het leuk vonden, deels omdat we niet meer konden betalen. Ik had namelijk weer eens mijn baan opgezegd voor het volgende onzekere en financieel magere avontuur.
We zijn uiteindelijk met die kinderen ook in Italië uitgekomen, met de fiets. Daar verwonderen zij zich (nu twintigers) nog wel eens over, dat ze dat ooit hebben gedaan. Ze kennen niemand die als kind naar Italië is gefietst.
Ik ben nu zo gelukkig dat we het toen zo hebben gedaan, al was het soms moeilijk (“Waarom hebben jullie eigenlijk geen Volvo?”).
Mooi stuk Paulien. Ik heb én de strakke plint én de kindervegen op de muur. Aan dat laatste stoor ik me wel eens. Maar als ik dan met m’n gezin een weekend op de camping zit, waar ik op mijn gelukkigst ben, dan ben ik ook niet bereid om een zomerweekend te investeren in het wegvegen van de kindervegen 😄